Het verhaal van een Duitser 1914 – 1933. Sebastian Haffner.
Geen mens zou zich erover verbaasd hebben als deze creatuur (Adolf Hitler) bij zijn eerste toespraak door een politieagent in de kraag was gevat en ergens weggeborgen was waar men nooit meer iets van hem zou hebben gezien en waar hij zonder twijfel ook thuishoort.
Dit boek werd geschreven in 1939 en voor het eerst gepubliceerd in 2000. Na de vondst van nog twee delen van het manuscript is het boek in 2002 in een volledige versie verschenen.
Het verhaal is inmiddels natuurlijk bekend, maar het is nog steeds aangrijpend om te lezen hoe het leven van de individuele Duitser door de komst van het Hitler regime op zijn kop werd gezet.
‘Het verhaal van een Duitser’ geeft een indringend beeld van de periode voor- en tijdens de machtsovername door de nazi’s. En, zoals Haffner zelf zegt, niet een beeld van de intensiteit die gebeurtenissen hebben op de staatslieden, maar op onbekende burgers.
Een voorbeeld daarvan is Haffners beschrijving van 31 maart 1933. De dag voordat de maatregelen tegen de joden in gaan.
Vragen die opkomen wanneer je over de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog, en ook van de nazitijd voor de oorlog, leest zijn steeds: ‘Hoe kon dit gebeuren?’, ‘Hoe kunnen mensen zo worden?’. Primo Levi schrijft hier over in ‘Is dit een mens’. ‘Het Niemann album’, waarin unieke foto’s uit Sobibor, laat ons kennis maken met Niemann, die van huisschilder veranderde in een wrede kampbeul. Ook in ‘Bij ons in Auschwitz’ van Arnon Grunberg is aandacht voor deze vraag. Sebastian Haffner, en dat is het unieke van dit boek, zat midden in de tijd dat de nazi’s de macht overnamen en hun invloed deden gelden, hij zag het voor zijn ogen gebeuren en ook hij vroeg zich af: ‘Hoe kan dit gebeuren?’, ‘Merkt men nou niet wat er gebeurt?’. Haffners antwoorden op die vragen zijn soms nogal kort door de bocht, hij doet alsof dit alleen in Duitsland kon en laat de Europese context buiten beschouwing. Haffner was erg negatief over zijn landgenoten, dat kwam omdat hij teleurgesteld was in het Duitse volk dat dit allemaal liet gebeuren.
Sebastian Haffner was 7 toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Het enige dat de jongen er van merkte was dat de familievakantie afgebroken werd, ze gingen terug naar Berlijn. Gaande de oorlog merkte hij dat je van de strijd eigenlijk niets doorhad, het vond allemaal ver van huis plaats. Op een gegeven moment ontstonden er voedseltekorten, dat wel, maar geweerschoten en kanonnen hoorde je nooit. Hij ging dagelijks via de kranten, die in etalages opgehangen werden, de resultaten van Duitsland en de andere landen bijhouden, dat vond hij heel interessant. Ook de revolutie van 1918 ging aan hem voorbij.
Haffner vraagt zich het volgende af: Waarom stichtten de vrijkorpsen na de Eerste wereldoorlog, toen zij nog de enige waren met wapens, niet toen al een Derde Rijk. Hieraan koppelt hij de vraag: Waarom beschaamde de Reichswehr de hoop van velen die er in de eerste jaren van het Derde Rijk van uitgingen dat dat de Reichswehr een eind zou maken aan de doeleinden van Hitler. Antwoord van Haffner: Omdat Duitse militairen geen ruggengraat hebben. Eén van de stevige uitspraken die we in dit boek tegenkomen. Wie ruggengraat heeft, heeft de moed om voor de eigen overtuiging uit te komen en verantwoordelijkheid te nemen. Duitsers hebben vrijwel geen ruggengraat en een Duitser die een uniform aantrekt verliest haar volgens Haffner geheel.
Tot zijn grote verdriet toont Haffner zelf ook geen ruggengraat; als hem, kort na de aankondiging dat joden uit hun ambt gezet gaan worden, op zijn werk, het gerechtshof, door een SA-man gevraagd wordt of hij een ariër is, antwoord hij ‘ja’. Ook wanneer zijn joodse collega’s het gebouw moeten verlaten houdt hij zich stil. Je kunt je afvragen wat je zelf in zo’n situatie gedaan zou hebben, de druk van de nazi’s, in wat al snel een totalitaire staat werd, op het alledaagse leven is groot en wie niet meedoet betaalt daar veelal met zijn leven voor. Hoeveel ruggengraat heeft een mens dan?
Haffner laat zien dat het geweld, inclusief het vermooren van ‘tegenstanders’, al in de jaren ’20 ongestraft plaats kon vinden. Een vrijkorpslid vertelde later dat hij met zijn mannen tegenstanders wel neer moest schieten, deze bleven bij hun standpunt: “Dan moesten we hen wel neerschieten, steeds met tientallen tegelijk. Het was de bloem van de arbeidersjeugd in het Ruhrgebied die daar om het leven kwam, maar ze lieten ons geen keus.” Vrijkorpsen hadden opvattingen, gedrag en gevechtsvoering die identiek was aan de latere nazi-stormtroepen. Aan deze praktijk ontbrak alleen nog de theorie: die werd later door Hitler geleverd.
De crises komt ook ter sprake en daarover heeft Haffner veel te melden, bijzondere zaken. Op een gegeven moment stopte de Rijksbank met het drukken van bankbiljetten, het had geen zin meer.
Het ‘tijdperk Stresemann’ bracht rust, een periode van zes jaar, 1924-1929. Een hele generatie in Duitsland wist echter niets te beginnen met een vrij privé-leven. Haffner komt dan met de bijzondere theorie dat Duitsers niet in staat zijn om autonoom te leven en persoonlijk geluk te creëeren. Slechts een kleine elite vindt bronnen van geluk die het leven inhoud geven en vreugde bieden, in boeken en muziek, in het eigen denken en meer. Fransen en Engelsen kunnen dat wel.
Haffner is enthousiast over de ‘periode Stressemann’, hij schrijft zelfs dat klassegesst en witteboordmentaliteit een voudigweg ouderwets waren geworden. De verhoudingen tussen seksen waren opener en vrijer dan ooit. Dat waag ik toch te betwijfelen. De dood van Stressemann was volgens Haffner het begin van het einde. Wie moest nu de beesten in toom houden?
Hoe merk je dat de situatie veranderd? Haffner schrijft dat er een ‘bruin Duits’ ontstond, een afschuwelijk idioom met woorden als ‘inzet’, ‘garant’, ‘verbeten’, ‘volksgenoot’, ‘geboortegrond’, ‘ontaard’, ‘Untermensch’, een idioom waarin een gewelddadige domheid besloten lag.
Dan komt Hitler aan de macht. Al in 1939 gaat Haffner helemaal los als hij het over Hitler heeft: ‘Dat kapsel van een souteneur, die valse chic, dat dialect van een voorstad in Wenen; in het algemeen dat vele en lange praten, met daarbij de bewegingen van een epilepticus, dat wilde gesticuleren, dat speeksel. Hier manifesteert zich al het wonderlijke: de fascinatie voor juist het totaal weerzinwekkende, verderfelijke, intens walgelijke, als het op de spits wordt gedreven.
En over de Duitsers die nazi zijn in 1933, ‘De meeste Duitsers bevinden zich vandaag de dag in een gemoedstoestand die de normale waarnemer eenvoudigweg als geestesziekte of op z’n minst als een zware hysterie zou voorkomen.’ Vervolgens gaat Haffner nog eens op de vraag ‘Hoe kon het zo ver komen?’ Blz. 190
In het boek ‘Selma, de vrouw die Sobibor overleefde’ van Ad van Liempt lezen we dat Selma goed opgevangen wordt in een Duits gezin. Zij kan daarna niet meer alle Duitsers over één kam scheren, ze zijn niet allemaal slecht, ze tonen wel twee gezichten. Dit gegeven komt ook in dit boek voor, Haffner schrijft dat Pruisen / Duitsers als ze als geheel optreden overkomen als onmenselijk wreed, maar individueel maken ze een volstrekt sympathieke en vriendelijke indruk. Duitsland kiest als natie een dubbelleven, aangezien bijna iedere Duitser een dubbelleven leidt.
Een herkenbaar idee: geef een politicus waar je het totaal mee oneens bent regeringsverantwoordelijkheid en hij valt vanzelf door de mand, of laat een politicus maar doorgaan met onzin en leugens verspreiden en zelfs zijn aanhangers worden het zat. Op blz. 105 staat: De verblinding van Hitler moest toch uiteindelijk zelfs het geduld van tegenstanders uitputten? Nee dus, dat hebben we gemerkt aan de medestanders van de Amerikaanse president van de afgelopen vier jaar. Ze werden het niet zat. Tijdens de laatste verkiezingen die in nazi-Duitsland werden gehouden kregen de nazi’s, ondanks alle terreur en het verbieden van linkse partijen geen meerderheid. Dat maakte echter niets uit, de nederlaag werd eenvoudigweg als overwinning gevierd, de terreur verhevigd, de feesten vertienvoudigd. Weer herkenbaar in onze tijd.
Later in het boek gaat Haffner in op het belang van zijn persoonlijke verhaal, wat is het belang van het verhaal van één jongeman?
Het boek eindigt met een hoofdstuk over ‘Het onvoltooide verhaal van een Duitser’ door Uwe Soukup en een nawoord van een zoon van Haffner. In dat nawoord maakt Olivier Pretzel korte metten met het antwoord dat veel Duitsers na de oorlog gaven op de vraag ‘Hoe kon het zover komen?’, ‘We hebben van niets geweten’. Dit boek van Sebastian Haffner zo schrijft Pretzel ontkracht dit antwoord ondubbelzinnig: wie niets zag, zag niets omdat hij niets wilde zien.
Het verhaal van een Duitser 1914-1933.
Sebastian Haffner.
Uitgeverij Mets & Schilt
2000 – 2002