Nederland,  Zuiderzee

Eens ging de zee hier tekeer. Eva Vriend.

Als liefhebber van de Zuiderzeestadjes was ik blij met het verschijnen van dit boek. Mijn belangstelling gaat vooral uit naar voormalig eiland Schokland, maar dat vervult in dit verhaal een ondergeschikte rol omdat het al verlaten was toen eerst de Afsluitdijk en daarna de polders aangelegd werden.

Het boek volgt vier families uit vier plaatsen, te weten: Urk, Volendam, Spakenburg en Wieringen. Uit de stambomen waarmee het boek begint zien we dat de Voledammer Cornelis Kwakman trouwt met een vrouw van Schokland en daar op een gegeven moment met vrouw en kinderen naar toe verhuist.  En zo komt Schokland toch nog ter sprake, en dat gebeurt nog een paar keer.

De vissers leden een zwaar, moelijk leven. Van de zeventien kinderen die deze Cornelis Kwakman kreeg, hij trouwde twee keer, overleden er maar liefst negen. De andere acht voldoende te voeden was bijna niet te doen. Eén van de kinderen van Cornelis verhuisde terug naar Volendam, via deze zoon komen we bij de Kwakman die in dit boek aan het woord komt.

Eva Vriend heeft van de vele informatie die ze heeft verzameld een vlot lezend boek gemaakt. Ze geeft mooie sfeertekeningen van het leven in de vissersdorpen en op de schepen. Een mooie beschouwing vind ik deze: ‘ De vissersoorden ontplooiden zich niet als standaard havenplaatsen. Het algemene idee idee is dat mensen reislustig en tolerant worden van wonen aan zee. Door het weidse uitzicht en het onstuimige leven in een haven waar mensen uit allerlei streken en bevolkingslagen door en met elkaar leven, ontwikkelen ze een open blik, waarmee ze de buitenwacht vrijmoedig tegemoet treden. Vissersplaatsen werden juist meer gesloten gemeenschappen, alsof hun geest zich niet vormde naar de ruimte van de zee, maar naar het benauwde vooronder van hun vissersschip.’ Dat de geesten niet ruim waren blijkt wel uit het feit dat het de Zuiderzeesteden niet lukte één front te vormen als dat nodig was, ieder bleef op de eigen standpunten staan.

De Middelbuurt op Schokland, rond 1845.

In 1913 kondigt koningin Wilhelmina de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee aan. Uit het boek blijkt dat men er in de vissersdorpen niet evenveel aandacht aan schonk. Een  deel van de bevolking ging er van uit dat het zo’n vaart niet zou lopen, een ander deel nam het zekere voor het onzekere en zocht ander werk.

Het jaar voor de sluiting van de Afsluitdijk was een goed visjaar en voor de vissers die in dit boek speciale aandacht krijgen reden om volop op de visserij in te zetten.

Er komen in ‘Eens ging de zee hier tekeer’ veel, heel veel, namen voor, het is dan ook aan te raden het boek in korte tijd te lezen om niet te verdwalen in de vissersfamilies. Het is een mooi om de vissers generaties lang te volgen.

De tegenstelling tussen hoe de  de bewoners van de Zuiderzeeplaatsen en de buitenstaanders tegen het leven in de plaatsjes aankeken wordt duidelijk gemaakt en verschilt niet van hoe buitenstaanders vaker tegen zogenaamde pitoreske dorpjes , waar men nog eenvoudig en eerlijk leeft, aan kijken

In 1905 wordt er een grootschalig onderzoek gedaan naar de waarde van de Zuiderzeevisserij, is die echt van grote betekenis? Uit het onderzoek blijkt dat de verdiensten karig waren, knechten verdienden minder dan b.v. landarbeiders, de bedrijfstak was ten dode opgeschreven en nergens had de onderzoekscommissie welvaart aangetroffen, wel een harde strijd voor een sober bestaan.

Dat de visserij ten dode opgeschreven was is te betwisten, dat de bevolking arm was ging, met enkele uitzonderingen, wel op.

De ‘buitenwereld’ ontdekte de plaatsjes echter en waren gek op de nostalgie die ze hier tegenkwamen.  Eva Vriend citeert de Franse schrijver Henry Havard die in een in Frankrijk, Duitsland, Engeland en Nederland uitgegeven boek  onder meer schrijft: ‘Volendam is een eenvoudig vissersdorp, voor kunstenaars is het beslist een bezoek waard, omdat de inwoners hun gewoonten en tradities uit de goede, oude tijd hebben bewaard.’ Hij heeft het verder over dappere mensen die afstammen van onverschrokken zeevaarders die de wereldzeeën bevoeren.

De bewoners hielden met klederdracht en dergelijke voor de toeristen het idee van ‘de goede oude tijd’ graag in stand. De ANWB schreef in 1910 echter al over Marken en Volendam dat de toeristen veel ‘onwaars, oneigenlijks en opgedirkts’ gepresenteerd werd.

Bijzonder dat dit dus al meer dan honderd jaar geleden speelde, er is niet veel veranderd.

(Het boek van Havard is nog steeds te koop. ‘Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee.  ISBN 9789 0818 6391 9  Laatste uitgave 2012.)

Eva Vriend belicht haar onderwerp van veel kanten. Een voor mij onbekend onderwerp is het onderzoek dat in het hoofdstuk ‘Oerras’ ter sprake komt. Onderzoekers keken of de Zuiderzeefamilies de genen van de Bataven droegen en daarmee indirecte afstammelingen waren van de vroege bewoners van Nederland. Een vermakelijk hoofdstuk, maar wel een hoofdstuk met een zwart randje. Uit ‘onderzoeken’  kwamen negatieve kwalificaties over de bevolking naar voren. Een direct gevolg daarvan was dat het aan bevolkingsleden van Urk niet toegestaan werd zich in het nieuwe polderland te vestigen, dit was ook de bevolking van Medemblk, Kuinre en Vollehove overkomen, de inwoners van de Zuiderzeestadjes en van het voormalig eiland Urk werden weggezet als, ‘achterlijk, weinig actief en relatief oud’. 

De invloed van beide Wereldoorlogen wordt ook behandeld.  Zo blijkt dat de Tweede Wereldoorlog voor veel vissers een gouden tijd was. Eén van de vissers, geboren in 1928, vertelt aan de schrijfster dat het ‘zijn mooiste periode in de visserij was.’ 

Men hoefde zich niet langer te storen aan de regels van de Nederlandse overheid, over bijvoorbeeld ondermaatste vissen. Verder werd veel van de vangst buiten de afslagplaatsen zwart verkocht. ‘s Winters werden er aardappelen over het Ijsselmeer vervoerd. 

In het boek ‘Bij ons in Auswitch’ van Arnon Grunberg wordt geschreven dat het niet mogelijk is om een oordeel te vellen over de medewerking die gevangen aan Duitsers verleenden. Een visser, Piet van den Berg, vertelt dat ze een keer een ‘Waffenboot’ met pech hielpen en daar mooi voor beloond werden. Na de bevrijding kwam het hoofd van het plaatselijk verzet vertellen dat Van den Berg had geheuld met de vijand.

Van den Berg antwoordt:”Wat hadden we anders moeten doen?, weigeren en ons laten oppakken om naar een werkkamp te worden gestuurd?” 

Opvallend is het gegeven dat niet veel mensen van de geschiedenis leren, of om politieke redenen besluiten de geschiedenis negeren. Zo is de burgemeester van Urk er van overtuigd dat er na het sluiten van het laatste dijkgat een mooie toekomst aan zal breken voor Urk. Dat alles wat hij zich voorstelt enkele jaren eerder in Medemblik, aan de rand van de Wieringermeer, niet was uitgekomen en tot grote decepties had geleid, speelt geen rol. Maar Urk zou het pad van Medemblik gaan, zoals we onder meer konden zien bij het niet toestaan aan de bewoners zich in de nieuwe polders te vestigen.

Elburg was later aan de beurt om afgesneden te worden van het Ijsselmeer, maar in tegenstelling tot Medemblik, Lemmer en Urk was met name burgemeester Berend Folkerts niet van plan zijn dorp een ‘stille dood te laten sterven’. het rijk ging anders tegen de zogenaamde randgebieden aankijken en was van mening dat de polders voor geheel Nederland en dus ook voor de randgebieden gemaakt werden. Met deze verandere visie en een bevlogen burgemeester verging het Elburg beter dan eerdere ‘afgesloten’ gemeenten. Vriend beschrijft de carriére van een ondernemende Elburger die goede zaken deed als zuivelhandelaar in de nieuwe polder.

Een ander mooi en bijzonder verhaal is dat van Cees Hopman die met zijn neef Melis Heinen in Spakenburg-Bunschoten in een schuurtje bij het ouderlijk huis een cv-installatiebedrijf begon. Op blz. 247 kunnen we lezen dat dat bedrijf in 1990 een omzet had van 38 miljoen gulden.

Veel jongens werden als ze een jaar of tien waren door hun vader van school gehaald, ze konden gaan helpen op het schip. “Zeg maar tegen de meester dat je vanaf maandag niet meer komt.” 

Het kon ook andersom, zoals Geertje Kramer in 1954 meemaakte. Ze was elf jaar toen de hoofdmeester haar bij zich riep. “Ga jij maar naar huis, daar is genoeg werk.” Jonge meiden werden geacht thuis te blijven voor het huishouden. (Blz. 202)

Dat veranderde met de komst van de leerplicht. Jeroen Kwakman wilde na de Mavo gaan varen, maar werd er door de leerplichtambtenaar op gewezen dat hij daarna nog twee dagen per week leerplichtig zou zijn. (blz. 243).

Het boek schenkt ook aandacht aan een pijnlijk gevolg van het hechte gemeenschapsleven in de Zuiderzeedorpjes. De bewoners waren meer op elkaar gericht dan op de buitenwereld. Het gevaar van inteelt lag op de loer. Op Schokland was dit al vaak voorgekomen.

Toen Kees Ballap zijn oog liet vallen op Marie Tol werd hij door zijn moeder gewaarschuwd. De moeders van Kees en Marie waren volle nichten. (Blz. 201).

Nog in 1994 gebeurde het dat een jongentje een oogziekte bleek te hebben die vooral op Urk veel voorkomt. Zijn vader en moeder waren familie, dat wisten ze, maar de familiebanden dateerde van lang geleden, haar grootmoeder van vaderskant en zijn grootmoeder van moederskant kwamen uit dezelfde familie. Wel erg ver weg, maar schijnbaar toch nog van invloed.

In het hoofdstuk ‘Het nieuwe manna’ wordt de zegentocht van Urk beschreven. Een interessant verhaal. In de jaren zeventig kwam door de quotering van vis en de sterk gestegen brandstofprijzen, stijging van 70% door de oliecrisis, een einde aan de gouden jaren.

In het hoofdstuk ‘Walschipper’ lezen we dat de visquota een periode van fraude en bedrog inluidde, en dat dat uiteindelijk tot grote problemen voor de vissers leidde.

Er werd in 2017 zelfs een Urker visser betrapt op het smokkelen van coke, iets dat veel aandacht kreeg in de pers. Terwijl er in Rotterdam iedere week wel een smokkelzaak met 1000 kilo dient, was de pers massal paraat voor de Urker smokkel van 260 kilo. Het beeld van de Zuiderzeeplaatsen kwam onder druk te staan.

Waarom er onevenredig veel aandacht naar Urk ging wordt in het hoofdstuk ‘Coke bij de vis’ besproken.

Zoals ik zei komen veel onderwerpen aan bod en dat maakt dit boek uitermate boeiend, zo wordt er nog gekeken naar het aanmerkelijk van het landelijke stemgedrag afwijkende stemmen van de mensen in de voormalige Zuiderzeedorpen.

We lezen hoe het gaat met de afstammelingen van de ‘oude’ bewoners, er wordt gekeken naar de ramp in café De Hemel op oudjaarsnacht, het ontwikkelen van een wondernet en een visser die in Amsterdam een rondvaartboot gaat besturen. 

Een doorwrocht boek dat leest als een trein. Warm aanbevolen.

Het boek staat op de Longlist voor de Libris geschiedenisprijs die in oktober wordt uitgereikt.

Op de site van Libris staat: 

Eens ging de zee hier tekeer.

Het verhaal van de Zuiderzee en haar kustbewoners – Eva Vriend

In Eens ging de zee hier tekeer staan vier Zuiderzeefamilies centraal, uit Urk, Volendam, Spakenburg en Wieringen. Aan de hand van hun levensgeschiedenissen vertelt Eva Vriend een groots verhaal over het houvast dat traditie biedt, de veerkracht die vereist is om vooruit te komen en vissersbloed dat kruipt waar het niet gaan kan. De schilderachtige stadjes rond het IJsselmeer spreken tot de verbeelding, met hun authentieke gevels, vissersboten en pittoreske havens. Hoewel ze onderling sterk verschillen, is er één gebeurtenis die leven en lot van alle kustbewoners met elkaar verbindt. 

Op 28 mei 1932 werd de Afsluitdijk gedicht. De overheid was ervan overtuigd dat dit Nederland zou opstuwen in de vaart der volkeren. De kustbewoners stonden erbij, keken ernaar en moesten zich zien te redden. Hun Zuiderzee werd het IJsselmeer. Voortaan voeren hun botters uit op een zoetwaterplas. 

Wat betekent zo’n ingrijpende verandering voor de cultuur, de identiteit en de toekomstdromen van mensen, tot op de dag van vandaag? 25 euro.

Genomineerde voor de Libris geschiedenisprijs.

1 Hans Luijten – Alles voor Vincent. (Het leven van Jo van Gogh – Bonger).

2 Theo Mulder – De hersen verzamelaar. (Het veelbewogen leven van Franz Joseph Gall   1758-1828)

3 Mar Oomen – Missievaders.

4 Pieter van Os – Liever dier dan mens. (Over Mala Rivka Kizel, een joods meisje uit een groot orthodox gezin in Warschau. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.)

5 Angelie Sens – De kolonieman. (Johannes van den Bosch – 1780-1844. Volksverheffer in naam van de Koning).

6 Dik Verkuyl – De gedrevene. (Joop den Uyl 1919-1987)

7 Bas von Benda-Beckmann – Het Oranje Hotel. (Een Duitse gevangenis in   Scheveningen).

8 Enny de Bruijn – De hoeve en het hart. (Een boerenfamilie in de Gouden eeuw).

9 Carolina Lenarduzzi – Katholiek in de Republiek. (De belevingswereld van een religieuze minderheid. 1570 – 1750)

10 Eva Vriend – Eens ging de zee hier tekeer. (Het verhaal van de Zuiderzee en haar kustbewoners).

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *