Tweede Wereldoorlog

Hou-Zee! – Rob Pijpers.

Dreggen in de beerput van een nationaalsocialistische familie.

Wat moet je met een dergelijk stel onzalige voorzaten? Het waren stuk voor stuk onverbeterlijke opportunisten, behept met benevelde burgermansbreinen en de mentaliteit van een pleeborstel.

Rob Pijpers in het Besluit van het boek.

De familie van Rob Pijpers krijgt postuum de rekening gepresenteerd. Ze worden afgerekend op hun gedrag voor, in en na de Tweede Wereldoorlog. Pijpers is gaan dreggen in de beerput van zijn nationaalsocialistische familie, zijn ouders en grootouders.

Het boek is degelijk onderbouwd, Pijpers heeft veel onderzoek gedaan, je kunt het met recht wetenschappelijk noemen. Niet wetenschappelijk, maar wat mij betreft een verrijking van het verhaal, is het cynische commentaar dat Pijpers toevoegt. Zie het stukje hierboven. Is hij verbitterd?, misschien af en toe, kijkt hij op deze familieleden neer?, ja, hij heeft geen goed woord voor ze over. Het onderzoek voor dit boek was voor Pijpers weinig bevorderlijk voor het dagelijks humeur en het vertrouwen in de mens.

Dit boek is meer dan het verhaal van Pijpers’ familie, het geeft een algemeen beeld van N.S.B.’ers. Je komt het allemaal tegen: het opportunisme, het wegkijken, het ontkennen, het schoonvegen van het eigen stoepje. En ook weer de vreemde lage straffen. De familie van de schrijver kreeg te maken met welwillende, goedgelovige ambtenaren die na gesprekken met deze NSB’ers concludeerden te maken te hebben met eerlijke, welwillende, rechtschapen, hardwerkende en algemeen geachte mensen.

Zoals gezegd lardeert Pijpers het boek met cynisch commentaar, hij lijkt niet anders te kunnen. Het begint al in de inleiding als hij over zijn vader zegt: “Deze onmogelijke figuur belichaamde bij leven de wandelende NSB-mentaliteit van naar boven likken en naar beneden trappen.” 

De familieleden worden steeds bij hun voornaam genoemd, er geen sprake van ‘vader’, ‘moeder of ‘opa’, ook krijgen ze geen achternaam. De achternamen zijn in de inleiding te vinden. Het gebruik van  voornamen heeft hier iets kleinerends. 

De eerste die uit de beerput opgedregd wordt is Lambertus de Jonge, grootvader van moeders kant. In het hele boek verrast Pijpers de lezer met gedetailleerde zijsprongen. Hij herinnert zich bijvoorbeeld hoe deze opa, minzaam glimlachend, kwam kijken naar het cricketspel van zijn kleinzoon. Pijpers speelde bij de Haagse vereniging VUC. En dan komt het gedetailleerde zijsprongetje; De voorzitter van VUC was C.S. Roem, die als kersverse ‘leider’ van de Bioscoopbond onder Duitse pressie in januari 1941 instemde met het weren van Joden uit bioscopen.

Na geschreven te hebben over Johannes van Heutz, de ‘slachter van Atjeh’, maakt de schrijver weer even een, cynisch, zijsprongetje, nu naar de zoon van Van Heutz, deze was als vrijwilleger toegetreden tot de Waffen-SS en : “sneuvelde nabij München in april 1945, luttele dagen voordat zijn geliefde Fürher het voor gezien hield.”  

Ook aan moeders kant waren familieleden gecharmeerd van de NSB. Iekje Kooistra kwam na de oorlog tijdens een ondervraging met een bizar verhaal, op de vraag of zij na ‘Dolle dinsdag’ naar Duitsland vluchtte, antwoordde zij dat dat niet het geval was, ze stapte in de trein naar Friesland, maar tot haar verbazing reed de trein naar Duitsland.

Het hoofdstuk over Pijpers moeder, Meta, laat zien dat zij een actief NSB-lid was, ondanks wat zij later beweerde. In het boek lezen we niet wanneer de breuk tussen Pijpers en zijn familie tot stand kwam. Wel lezen we dat Meta in de jaren zeventig inLeiden vlak bij haar zoon woonde. ‘Niet dat ik op haar bezoek zat te wachten, maar Meta heeft wijselijk het pand Rapenburg 81 (het adres van de schrijver) immer gemeden als de pest.’ 

Het laatste hoofdstuk is gewijd aan vader Herman, een, volgens de schrijver, niet al te snuggere narcist. ‘Herman was, evenals Meta, volslagen contactgestoord en daarmee in de wieg gelegd voor een loopbaan binnen elk willekeurig bureaucratisch apparaat van meer of minder totalitaire snit.’ 

Pijpers heeft een grote feitenkennis en heeft veel bronnen geraadpleegd. Het boek is meer dan het verhaal van een familie, het grote verhaal wordt niet vergeten en dat blijkt uit de vele onderwerpen, die in samenhang met de rode lijn, ter sprake komen, ik noem er een paar: de Februaristaking, de Joodsche Raad, de loyaliteitsverklaring, Nederlandse ambtenaren in oorlogstijd, gezondheidszorg, ‘ontjoodsing van de kerkelijke boodschap.

De sobere kaft weerspiegelt de zakelijke kant van de boek: Hou-zee! en het NSB insigne met de woorden ‘dreggen, ‘beerput’ en ‘nationaalsocialistisch’.

Hou-zee!

Rob Pijpers

2021-05-07 

Uitgeverij Verbum.

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *