De grote oorlog – Kroniek 1914-1918. Deel 43.
Onder redactie van: Leo Dorrestijn, Henk van der Linden, Perry Pierik en Robert Jan de Vogel.
In de nacht van 20 op 21 augustus arriveerde in Rotterdam een trein met Amerikanen uit het Duitse Löhne. De volgende ochtend kwam er op het Rotterdamse Maasstation opnieuw een trein met Amerikanen, deze keer uit Frankfurt. Een apart probleem was dat veel Amerikanen niet over genoeg contant geld beschikten om hun kostbare overtocht naar de V.S. direct te betalen. Maar daar werd snel iets voor geregeld: voor de kust van Hoek van Holland verscheen zowaar een Amerikaans oorlogsschip met een lading goud, waarna door toedoen van de Amerikaanse ambassade de nodige uitbetalingen konden worden gedaan.
Eind 2021 verscheen deel 43 van deze serie. Het bevat negen essays die allen nieuw zijn, of je moet het ‘vriendenboek’, ‘Libra amicorum, gelezen hebben dat de eindredacteur bij zijn afscheid als bestuurder van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog ontving, maar die kans acht ik klein.
De bundel opent met het langste artikel en dat heeft als onderwerp ‘De Nederlandse spoorwegen in de jaren 1914-1918’. Vanwege de oorlogsdreiging werden de spoorwegbedrijven in 1914 onder militair gezag gebracht. Nederland kende in die tijd twee grote zelfstandige spoorwegmaatschappijen; de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, daarnaast waren er nog enkele kleine bedrijven.
De maatschappijen kwamen voor gote uitdagingen te staan. De eerste opdracht was het vervoeren van alle opgeroepen soldaten, deze operatie was uitstekend voorbereid, maar dat voorkwam niet dat er toch verstoringen voorkwamen. Na het uitbreken van de oorlog vluchtten veel Duitsers en Oostenrijkers, via Nederland, uit België alwaar ze tot vijanden waren verklaard. Ook toeristen uit het buitenland wilden naar huis, Nederlanders in het buitenland wilden terug. Dan waren er Amerikanen in Europa die via de Nederlandse havens wilden vertrekken. Vrijwel allemaal maakten ze gebruik van de spoorwegen.
Een andere taak die de spoorwegen in het begin van de oorlog moesten vervullen was het vervoeren van zo’n 1 miljoen Belgen die hun land ontvluchtte, 900.000 daarvan gingen na verloop van tijd terug.
Het spoorwegpersoneel werkte hard, maar de arbeidsomstandigheden verslechterde, mede door de maatregelen van de spoorbedrijven.Pas in januari 1921 werd de situatie op het spoor weer normaal. Een bijzonder lezenswaardig essay.
In het artikel over Jelte Kornelis, 1854-1981, volgen we Tom Sas bij zijn speurtocht naar het leven van deze Fries. Hoewel het Sas in eerste instantie te doen is om de mobilisatietijd van Kornelis gaat hij zich, dankzij de grote hoeveelheid informatie die beschikbaar komt, steeds meer richten op het hele leven van Kornelis, inclusief diens familie. Van mij had dat laatste niet gehoeven, alleen de mobilisatietijd was genoeg geweest, Sas schrijft dat dit artikel een eerste aanzet is tot wat waarschijnlijk een boek over het leven van Kornelis wordt.
Het stuk van Johan van Duijse draagt de opmerkelijke titel ‘De doodstraf, want hij schoot niet op zijn beste kameraad’. Een schokkend relaas waarin de waanzin van een oorlog weer eens naar voren komt. Het begint met de doodstraf voor vijf soldaten uit een bataljon omdat het bataljon geweigerd had uit de loopgraven te komen om weer eens aan te vallen. Van de vijf werden er twee per lot aangewezen, drie werden door hun chefs aangewezen. Was dit omdat ze in het dagelijks leven lid waren van een vakbond?
Dan volgt het relaasd over vier soldaten die ’s nachts wacht lopen, twee van hen kunnen er niet meer tegen en steken het stukje niemandsland over om zich over te geven aan de Duitsers. De twee achtergebleven soldaten hadden op deze deserteurs moeten schieten.
Veel ‘overlopers’ waren geen lafaards, maar jongens die tot het uiterste gevochten hadden en de kracht niet hadden om door te gaan. Lichamelijk en vooral geestelijk gebroken. De auteur sluit af met vijf vragen waarmee hij blijft worstelen en lezers wordt gevraagd hun mening, bedenking, kritische noten, suggesties over ‘omgaan met geëxcuteerden’ te delen via Van Duijses mail. Inderdaad een hoofdstuk dat aanzet tot denken.
Ik bespreek niet alle essays, maar ze zijn allen interessant en behandelen regelmatig onderwerpen die niet vaak belicht worden, zoals in het hoofdstuk over The Gold Star Mothers. Een bijzonder initiatief die het moeders van gesneuvelde militairen mogelijk maakten om het graf van hun zoon in Europa te bezoeken. De schrijver wijst er op dat het verdriet van de vaders kennelijk van ondergeschikt belang was. Gesneuvelde Amerikanen werden zo veel mogelijk in Europa begraven, het beeld van lijkkisten die terugkwamen zou dodelijk zijn voor het Amerikaanse moraal.
Verder in dit 43ste deel aandacht voor ‘De slag aan de Piave’, ‘Duits-Nederlandse economische vervlechting ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog’, ‘De leeuw van Brzeziny: generaal Karl Litzmann’, ‘Twistpunten tussen Frankrijk en Duitsland om eeuwenoude gebieden tijdensd de vredesonderhandelingen’ en ‘Het oorlogsverhaal van een seminarist uit Boeschepe’.
Een waardevol nieuw deel van deze langlopende serie.
De grote oorlog-kroniek 1914-1918. Deel 43
Redactie: Leo Dorrestijn, Henk van der Linden, Perry Pierik en Robert Jan de Vogel.
2021
Uitgeverij Aspekt.